Beschrijving
God zei: ‘Laat er licht zijn,’ en er was licht.
God zei: ‘Laat er midden in het water een gewelf komen dat de watermassa’s van elkaar scheidt.’
God zei: ‘Laat het water onder de hemel naar één plaats stromen, zodat er droog land verschijnt.’
God zei: ‘Laat overal op aarde jong groen ontkiemen:
zaadvormende planten en alle soorten bomen die vruchten dragen met zaad erin.’
God zei: ‘Laten er lichten aan het hemelgewelf komen om de dag te scheiden van de nacht.’
Hij plaatste ze aan het hemelgewelf om licht te geven op de aarde,
om te heersen over de dag en de nacht en om het licht te scheiden van de duisternis.
God zei: ‘Laat de aarde alle soorten levende wezens voortbrengen.’
God zei: ‘Laten Wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op Ons lijken.’
God zag alles wat Hij had gemaakt: het was zeer goed.