Lied 221 uit het Liedboek

Zo vriendelijk en veilig als het licht

 

 

 

 

Zo vriendelijk en veilig als het licht,

zo als een mantel om mij heen geslagen,

zo is mijn God, ik zoek zijn aangezicht,

ik roep zijn naam, bestorm Hem met mijn vragen,

dat Hij mij maakt, dat Hij mijn wezen richt.

Wil mij behoeden en op handen dragen.

 

Want waar ben ik, als Gij niet wijd en zijd

waakt over mij en over al mijn gangen.

Wie zou ik worden, waart Gij niet bereid

om, als ik val, mij telkens op te vangen.

Ik leef niet echt, als Gij niet met mij zijt.

Ik moet in lief en leed naar U verlangen.

 

Spreek Gij het woord dat mij vertroosting geeft,

dat mij bevrijdt en opneemt in uw vrede.

Ontsteek die vreugde die geen einde heeft,

wil alle liefde aan uw mens besteden.

Wees Gij vandaag mijn brood, zowaar Gij leeft –

Gij zijt toch zelf de ziel van mijn gebeden.

Tekst: Huub Oosterhuis

 

De tulp is het symbool van het gebed.

Een cirkel staat voor geborgenheid en eeuwigheid

De klimop staat symbool voor trouw, onsterfelijkheid: altijd groen, klimt naar het licht en hecht zich.

In dit lied klemt de zanger zich vast aan zijn God.

Vol vertrouwen dat God hem, als hij valt, altijd zal opvangen.

 

0:00 / 0:00
Verlangen
Close